Het "ik" kan denken, voelen en verlangen.Het denken past bij het zenuwstelsel.Het voelen past bij het hart en de longen.En het willen past bij de ledematen en de stofwisseling.
Het tweede ik is er wanneer het kind "ik" gaat zeggen. Omstreeks het 10e levensjaar kan het gedachten beter plaatsen, waarna gevoelens van eenzaamheid kunnen ontstaan of kan getwijfeld worden aan de afkomst (in erfelijk opzicht).In de adolescentie is het kind zich ervan bewust dat het er is, maar er ontstaan vragen hoe het verder zal gaan.
Er vindt voortdurend een vernieuwing van het etherlichaam plaats, met name door droomarbeid. Het ik communiceert met het tweede ik. De dag/nacht-cyclus is hierop van invloed.
Bij het hogere oftewel tweede ik gaat het om de wilskracht in het denken, bewustzijn in de wil en andere metacommunicatie. We kennen dat hogere ik slechts als een spiegeling van wat ontwikkeld is in de gewarwordings-, verstands en bewustzijnsziel.
In de empirische wetenschap is er nauwelijks aandacht voor het ik, maar wordt naar de materie gekeken. In de antroposofie is er wel aandacht voor het ik en is er dus ook de weg naar binnen.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten